Op 9 mei 2019 was de feestelijke onthulling van het schilderij van vijf prominente vrouwelijke hoogleraren dat ik maakte in opdracht van de Universiteit van Amsterdam.
On 9 May 2019 the painting of five prominent female professors that I made commissioned by the University of Amsterdam was festively unveiled.
Geportretteerd zijn vrouwelijke hoogleraren die belangrijk zijn geweest voor de faculteit: Mieke Bal, José van Dijck, Anne van Grevenstein, Aafke Hulk en Marita Mathijsen. Het schilderij hangt in het Bushuis, faculteit Geesteswetenschappen op de Kloveniersburgwal Amsterdam. Het doek meet 200×180 cm, olie op linnen, 2019.
Kijk hier voor een filmpje.
En hier voor nog een filmpje!
Het doek levert reacties op in de media:
De Volkskrant – 29.05.2019 | De Volkskrant – 04.06.2019 |
UvA, schilder deze theekrans snel over
SOPHIA DE VRIES ‘Faculteit der Geesteswetenschappen onthult schilderij van vijf vrouwelijke hoogleraren.’ Doorgaans stemt zo’n titel mij vrolijk. Ik, vrouw, voel mij daardoor sterk en hoopvol over de toekomst, en trots op mijn universiteit. Met toch sluimerende achterdocht klik ik verder om het artikel te lezen. Ik val van mijn stoel. Even hoop ik dat de titel ongelukkig geformuleerd is. ‘Faculteit der Geesteswetenschappen onthult vijf schilderijen van vrouwelijke hoogleraren’, zou op zijn plaats zijn. Helaas blijkt ook het schilderij ongelukkig vormgegeven. Tot mijn stomme verbazing zie ik een kiekje van een high tea. Associaties als ‘gezellig’, ‘huisvrouwen’ en ‘knus’ zijn eerder gelegd dan ‘kennis’, ‘kunde’, of ‘wetenschap’. Erg jammer, want ik lees dat de UvA met dit werk (van Rogier Willems) ‘dat zij allang geen mannenbolwerk meer is, noch wil zijn’. Op dit schilderij zie ik hoogopgeleide vrouwen met een voorbeeldfunctie als gezellige tantes afgeschilderd. Geen e nkele persoonlijkheid is goed gevat, vertelt een UvA-hoogleraar wier wens anoniem te blijven ik respecteer. Daarnaast zie ik twee van de vijf hoogleraren noodgedwongen staan, omdat er simpelweg geen plek voor ze is. Misschien toch niet zo slecht gevat. Op tafel ligt wat anoniem papierwerk. Waarom zie ik van geen van de hoogleraren een werk van haar hand, vereeuwigd op dit doek? Geen spoor van activiteit waaruit blijkt dat er hard gewerkt is aan het intellectueel erfgoed van de UvA, van onze generatie. De onthulling verraadt intellectuele luiheid. Duidelijk zichtbaar is dat de UvA geen idee heeft wat er speelt in het debat over vrouwen, feminisme, gelijkheid. De universiteit is zich niet bewust geweest van mogelijke beeld-implicaties. Wellicht zijn de intenties goed, goed nagedacht is er niet. UvA, als je daadwerkelijk van mening bent dat deze vrouwen, in een tijd dat dat nog altijd niet vanzelfsprekend is, veel hebben betekend voor de universiteit, draag d at dan uit. Vijf portretten graag, en met allure. Ik wil dat trots, eerbied en intellect te ruiken is in de hal van het Bushuis. Liefst door nog natte verf, van echte purperslakken. Nu zie ik alleen een bevestiging van een bestuur dat onder groepsdruk wat meer vrouwen aan de muur hangt. In de verslaglegging van de onthulling op de website van de UvA zien de hoogleraren in kwestie slechts een bulletpoint voor hun naam, in plaats van een titel. Ik geloof dat er had moeten staan: prof. dr. M.G. (Maria) Bal, hoogleraar Theoretische literatuurwetenschap; prof. A.G.A. (Anne) van Grevenstein- Kruse, hoogleraar Praktijk van conservering en restauratie; prof. dr. A.C.J. (Aafke) Hulk, hoogleraar Franse taalkunde en decaan van de Faculteit Geesteswetenschappen tussen 2003 en 2008; Prof.dr. J.F.T.M. (José) van Dijck, hoogleraar Vergelijkende mediawetenschappen (tot 2016) en decaan van de Faculteit Geesteswetenschappen tussen 2008 en 2011; prof. dr. M.T.C. (Marita) Mathijsen-Verkooijen , hoogleraar Moderne Nederlandse letterkunde. Niet onbelangrijk is dat al deze hoogleraren vrouwen zijn. Dat wordt dus: mw. prof. dr. M.G. (Maria) Bal, hoogleraar Theoretische literatuurwetenschap; mw. prof. A.G.A. (Anne) van Grevenstein-Kruse, hoogleraar Praktijk van conservering en restauratie; mw. prof. dr. A.C.J. (Aafke) Hulk, hoogleraar Franse taalkunde en decaan van de Faculteit Geesteswetenschappen tussen 2003 en 2008; mw. prof. dr. J.F.T.M. (José) van Dijck, hoogleraar Vergelijkende mediawetenschappen (tot 2016) en decaan van de Faculteit Geesteswetenschappen tussen 2008 en 2011; mw. prof. dr. M.T.C. (Marita) Mathijsen-Verkooijen, hoogleraar Moderne Nederlandse letterkunde. Zo, met de kracht van de herhaling. Helaas werd bij iedere verslaglegging van de onthulling vooral herhaald hoe gróót het schilderij wel niet is. Dat zal wel een mannending zijn. Mijn boodschap moge duidelijk zijn. Wellicht bedoelde de UvA het goed met de vereeuwiging van deze vrouwen , de gezellige groepsmedaille in olie op linnen doet geen recht aan de waarde die deze vrouwen hebben voor de Universiteit van Amsterdam. Ere wie ere toekomt. Vijf portretten dus. De wijze waarop vijf vrouwelijke UvA-hoogleraren zijn geportretteerd, doet geen recht aan hun status. |
Groepsportret is alles behalve ‘kiekje van een theekransje’
MIEKE BAL Bij haar recensie van het schilderij van vijf vrouwelijke hoogleraren (O&D, 29 mei) geeft Sophia de Vries blijk van vier beperkingen: van de juistheid van het ongenoemde spreekwoord ‘over smaak valt niet te twisten’, alsmede van de projectie van vooroordelen, de weigering gedetailleerd te kijken en gebrek aan historisch inzicht. Als mede-geportretteerde is het niet aan mij de artistieke merites van het schilderij te bespreken. Maar de gronden waarop De Vries het schilderij afkeurt, hebben niets met artisticiteit te maken. Dat de persoonlijkheden van de geportretteerden niet tot hun recht zouden komen, mag ze vinden: dat is een kwestie van smaak. Maar de vooronderstelling dat de portretkunst daarvoor dient, is een twijfelachtige. Analyseer maar eens alle mannenportretten op hun persoonlijkheid. Het feit dat het hier een groepsportret betreft, leidt tot een denigrerende interpretatie: het is een theekransje, ‘een kiekje van een high tea’. Dit wijst op hardnekkige vooroordelen: dat je een paar vrouwen bij elkaar automatisch als theekransje ziet en dat vrouwelijke geleerden, ‘gezellige tantes’, zich moeten bewijzen met kant-en-klare boeken, in plaats van wat ‘anoniem papierwerk’. De compositie wordt afgekeurd omdat twee figuren ‘noodgedwongen’ staan, omdat er geen plaats voor ze zou zijn. Hebben we het hier over een te kleine kamer in de werkelijkheid of over een schilderij, waarvan de compositie tracht variatie, beweging en actie aan te brengen in wat anders een statische rij zou worden? Hier wordt niet gekeken: niet naar de spiegel die de ruimte verticaal vergroot en ook aangeeft; dat de vellen beschreven papier meer symbolische waarde hebben dan de toga’s waarin de professoren in de traditionele portretten zijn gehuld, en daardoor onderling verwisselbaar worden. Niet naar de toespeling op de toga van de faculteit, afgesneden maar wel zichtbaar, althans voor wie kijkt. Het oordeel van De Vries is ook ouderwets en ahistorisch. De geschiedenis laat zien dat groepsportretten anders zijn dan individuele portretten. Die laatste zijn vaak een eerbetoon aan belangrijke mensen, terwijl het groepsportret verwijst naar een functie in een team. Ik vergelijk Rogier Willems’ werk niet met Rembrandts Staalmeesters, maar één overeenkomst is er wel: wij staan hier niet exhibitionistisch op, wij vervullen sámen onze functie. En dat is in de huidige universiteit eerder teamwerk dan eenzaam in de studeerkamer zitten − hoezeer ook dat deel blijft van ons werk. Op de compositie van dit afkraakstuk valt ook wel wat af te dingen. Herhalend de ‘juiste’ titulatuur opsommen is onnodig breedsprakig en statusgericht. Ook het toevoegen van voornamen wordt steevast gedaan bij vrouwen, niet bij mannen. Ik heb er geen behoefte aan dat bij ons mw. wordt toegevoegd, wat bij mannen niet gebeurt. En als hoogleraar heet ik Mieke, niet Maria. |
Foto schilderij: Bob Bronshoff